Op mijn leeslijst stond Moussa of de dood van een Arabier (Meursault, contre-enquête) van Kamel Daoud. Die roman is een reactie op De vreemdeling (L’étranger) uit 1942 van Albert Camus (1913-1960). Dus heb ik eerst die roman weer eens uit de kast gehaald en grondig herlezen.
Een liefdevolle omhelzing van het absurde leven
De hoofdpersoon in De vreemdeling is Meursault. Hij woont en werkt in Algiers. Aan het begin van de roman heeft hij net gehoord dat zijn moeder is overleden. Daarom reist hij naar Marengo, waar zijn moeder de laatste drie jaar van haar leven in een tehuis woonde. Samen met een aantal van haar vrienden uit het tehuis waakt Meursault een nacht bij haar lichaam. De dag daarna is de begrafenis. Slaapgebrek en een snoeihete zon vertroebelen de gedachten van Meursault, zodat hij zich later alleen nog maar flarden van de begrafenis kan herinneren.
Marie en Raymond
De dag na de begrafenis ontmoet Meursault zijn oud-collega Marie Cardona in het zwembad. Hij nodigt haar uit voor een film. Die avond gaan ze met elkaar naar bed. In een volgend hoofdstuk eet Meursault bloedworst bij Raymond, een man die bij hem in het flatgebouw woont. Deze Raymond vraagt Meursault een brief te schrijven aan een vrouw die hij heeft mishandeld. Meursault stemt daarmee in. Later in De vreemdeling slaat Raymond de vrouw opnieuw. Meursault helpt Raymond dan door tegen de politie te verklaren dat de vrouw Raymond had belazerd.
Dagje naar het strand
Op een zondag gaan Meursault, Marie en Raymond samen naar het strand. Masson, een vriend van Raymond, heeft daar een huisje. Als ze het flatgebouw uitlopen, staat aan de overkant een Arabier. Volgens Raymond is dat de broer van de vrouw die hem beschuldigde van de mishandeling. Later die dag op het strand komen ze de Arabier opnieuw tegen. Hij is daar samen met een vriend. De ontmoeting leidt tot een schermutseling, waarbij de Arabier Raymond verwondt aan zijn gezicht en arm. Ze gaan terug naar het strandhuisje van Masson.
Moordende hitte
Diezelfde middag loopt Meursault alleen op het strand, met een revolver van Raymond op zak. De enorme hitte herinnert hem aan de begrafenis van zijn moeder. De hitte zorgt er ook voor dat hij niet meer helder denkt. Hij komt dezelfde Arabier tegen waar ze eerder die dag een schermutseling mee hadden. Als Meursault op hem af blijft lopen, trekt de Arabier een mes. Vervolgens schiet Meursault de Arbier neer, wacht even en schiet dan nog vier keer op het inmiddels roerloze lichaam.
Het is zoals het is
Meursault vertelt zijn verhaal in korte, zakelijke zinnen met een grote emotionele afstandelijkheid. Niets lijkt hem echt te raken of van zijn stuk te brengen. De dood van zijn moeder niet. Zijn moord op de Arabier niet. In het leven van Meursault zijn de dingen zoals ze zijn. Niet meer, niet minder. Als eerder in de roman Marie aan Meursault vraagt of hij van haar houdt, antwoordt hij dat dit niet belangrijk is, maar dat hij zeker niet van haar houdt. Hij wil geen liefde veinzen, net zoals hij op de begrafenis van zijn moeder niet speelde alsof hij door een enorm verdriet was bevangen.
Mindful
Die zakelijkheid van Meursault komt nogal emotieloos over. Dit wil echter niet zeggen dat hij geen emoties heeft. Hij richt zijn aandacht en gedachten vooral op de zintuiglijke indrukken uit zijn directe omgeving. Hij beschrijft bijvoorbeeld vaak hoe verfrissend de zee is. Hij geniet van het lichaam van Marie. En we lezen hoe hij een middag lang op zijn balkon het leven op de straat onder hem aanschouwt. Je kunt Meursault beschouwen als een goed geoefende Stoïcijn of Epicurist. Hij hecht geen waarde aan dingen die er niet zijn. Misschien mag je er zelfs wel een hedendaagse modeterm als mindful op loslaten.
De zon
De zintuigelijke indrukken die Meursault opdoet zijn enorm intens. Vooral de zon speelt een belangrijke rol in De vreemdeling. Meursault kan slecht tegen de schittering en de hitte van de zon. Ook op de zondag dat hij de Arabier doodschiet, staat de zon hoog aan de hemel:
“De zon was net zoals op de dag dat ik moeder had begraven en net als toen had ik vooral pijn aan mijn voorhoofd, en al de aderen daar klopten onder mijn huid. Vanwege het branden van mijn wangen, waar ik niet meer tegen kon, ging ik een stapje naar voren. Ik wist dat het onzinnig was, dat ik niet uit de zon vandaan kwam door één stap te doen. Maar ik deed een stap, één stap naar voren. En ditmaal, zonder op te staan, trok de Arabier zijn mes, dat hij me liet zien in de zon. Het licht spatte van het staal en het was of een lang glinsterend lemmet mijn hoofd raakte.”
Huilen verplicht
Het tweede deel van De vreemdeling gaat over het proces tegen Meursault. Daarin komt hij door zijn weigering de zaken anders voor te stellen dan ze zijn in grote problemen. Hij geeft aan dat hij de Arabier niet wilde doden, maar vertelt ook eerlijk dat hij er weinig spijt van heeft. Schokkend? De officier, rechter, jury en pers zijn niet echt geïnteresseerd in deze verklaring. Veel erger vinden ze dat hij rookte bij het lijk van zijn moeder, niet huilde bij haar begrafenis en niet precies wist hoe oud ze was.
Harteloze misdadiger
Bovendien is Meursault een dag na de begrafenis van zijn moeder met een vrouw die hij amper kende naar bed gegaan. Iemand die dat doet, moet wel schuldig zijn, is de algemene tendens in de rechtszaal. De advocaat van Meursault vraagt nog aan de aanwezigen of Meursault ervan wordt beschuldigd zijn moeder te hebben begraven of iemand te hebben gedood. De officier is heel duidelijk in zijn antwoord:
“Ik beschuldig deze man ervan zijn moeder te hebben begraven als een harteloze misdadiger.”
Het toeval
Meursault heeft geen duidelijke verklaring waarom hij op de dag van de moord gewapend teruggaat naar de plek van de vechtpartij met de Arabier. Hij vertelt dat dit toeval was. Ook Raymond geeft in zijn getuigenis aan dat de gebeurtenissen grotendeels door het toeval werden bepaald. De officier antwoordt daarop dat het toeval in deze zaak dan heel wat wandaden op zijn geweten heeft. Het is duidelijk dat hij niet gelooft in zo’n grote rol van het toeval. Hetzelfde geldt voor de jury: Meursault wordt ter dood veroordeeld.
Absurdisme
In zijn essay De mythe van Sisyphus uit 1942 vergelijkt Camus het lot van de mens met dat van Sisyphus. Deze held uit de Griekse mythologie moet als straf een zwaar rotsblok de berg opduwen. Iedere keer als hij de top bereikt, rolt het rotsblok weer naar beneden. Hierna begint de klus van Sisyphus opnieuw. Tot in het oneindige. ‘Absurd’, denken we dan. Het kan niet anders of Sisyphus moet iedere keer dat hij naar beneden wandelt om opnieuw aan zijn klus te beginnen, het zinloze van zijn inspanningen inzien. Juist dat inzicht is echter een grote overwinning volgens Camus. Als hij beseft dat zijn werk zinloos is, hoeft hij ook niet meer op zoek te gaan naar een hogere betekenis. Hij kan zich volledig concentreren op zijn taak. Camus stelt dat we Sisyphus als een gelukkig mens moeten zien.
De derde weg
Wat voor Sisyphus geldt, geldt voor alle mensen volgens Camus. We verlangen naar zingeving en betekenis, maar het universum zwijgt. Er is geen betekenis, toeval bepaalt ons leven. Dit besef van zinloosheid en absurditeit kan een reden zijn om zelfmoord te plegen. Een andere oplossing is om, vrij naar bijvoorbeeld Kierkegaard, de irrationele sprong naar het geloof te maken. Dat laatste ziet Camus echter als filosofische zelfmoord. Volgens hem is er een derde weg: de absurditeit van het leven omhelzen. Als we niet meer zoeken naar betekenissen die er niet zijn, kunnen we ons op het leven zelf richten.
Omhelzing van het leven
Het is niet moeilijk te zien dat Camus met Meursault een personage heeft geschapen dat het toeval en de absurditeit van het leven volledig omhelst. Hij doet in ieder geval weinig moeite er invloed op uit te oefenen. Hij verspeelt ook geen energie aan het betreuren van gemaakte keuzes, ook al hebben die ertoe geleid dat hij de doodstraf krijgt:
“Ik had op een bepaalde manier geleefd en ik had op een andere kunnen leven. Ik had het een gedaan en het andere niet gedaan. Ik had een bepaald iets niet gedaan terwijl ik dat andere wel had gedaan. En wat dan nog?”
Kreten van haat
Meursault maakt de aalmoezenier die hem opzoekt in zijn dodencel door middel van een woede-uitbarsting duidelijk dat hij geen behoefte heeft aan godsdienst. In zijn ogen is ieder mens bevoorrecht, maar wordt ieder mens ook op een dag veroordeeld. Hij gaat dood, zijn daden doen er wat dat betreft niet toe. De nacht na die woede-uitbarsting merkt Meursault dat zelfs zijn hoop op een andere afloop dan executie is verdwenen. Hij stelt zich helemaal open voor ‘de tedere onverschilligheid van de wereld’. Hij voelt dat hij gelukkig is en altijd is geweest. Het enige waarop hij nog hoopt, is dat het publiek bij zijn executie hem begroet met kreten van haat.
Pascal Klaassen
februari 2019
Vertaling: Peter Verstegen
Meer informatie over De vreemdeling van Albert Camus
De citaten komen uit:
- Albert Camus, De vreemdeling, De Bezige Bij, 2014, vertaling Peter Verstegen.
Bij het schrijven van deze bespreking heb ik me laten informeren door:
- Bert Vanheste – Hoe deviant is Meursault? Een literatuursociologische verkenning van L’étranger, Forum der Letteren. Jaargang 1984, te vinden op dbnl.org;
- Esther Wit, Camus, De mythe van Sisyphus, humanistischecanon.nl;
- Marco Kamphuis, De Vreemdeling, NRC.nl, 15 februari 2013;
- Wineke de Boer, De vreemdeling, Volkrant.nl, 2 maart 2013;
- Asha ten Broeke, Ons brein kan niets met toeval, 14 juli 2010, nemokennislink.nl;
Video over De vreemdeling van Albert Camus door Kees van Beijnum: