Het leven is beperkt houdbaar. Zeker als je donor bent. Geboren en opgevoed om lichaamsmateriaal af te staan. Maximaal vier keer. Dan is het op, zo halverwege je dertigste. Wat doe je met dit korte en voorbestemde leven? Kom je in verzet tegen je lot? Onderga je het gelaten? Probeer je er iedere dag het beste van te maken? Dat is Laat me nooit alleen van Kazuo Ishiguru samengevat in vijf zinnen en vier vragen.
Saai en prikkelend tegelijkertijd
Laat me nooit alleen is saai en prikkelend tegelijkertijd. Saai, want het boek bestaat uit veel geneuzel over triviale zaken. Dat heeft ongetwijfeld met het thema (wat doen we met ons leven?) te maken, maar het leest nou niet bepaald lekker door. Verder had ik wel wat meer over het donorsysteem waaraan de personages onderworpen zijn willen weten. Al begrijp ik dat de roman daar eigenlijk niet over gaat.
Een spiegel
Laat me nooit alleen is prikkelend omdat de roman ons een spiegel voorhoudt. Wat doen wij met ons leven? We zetten ons met veel passie in voor een baan en dan is het straks op. Zo doneren wij onze beste jaren aan de maatschappij. Of beter gezegd, aan de economische tredmolen. Verder vult eeuwig geneuzel over triviale zaken ook ons leven. Terwijl we ons eigenlijk met kunst zouden moeten bezighouden. Oftewel met Arthur Schopenhauer, Freek de Jonge of Max Beckmann. Niet dat het voor de afloop iets uitmaakt overigens.
Vertaling: Bartho Kriek