Willem Frederik Hermans – Nooit meer slapen

Een opening om nooit te vergeten. Toch? Onervaren en zonder zelfvertrouwen op expeditie. Wat is waar? Ook de lezer heeft geen idee.

Nooit meer slapen Willem Frederik Hermans‘De portier is blind’. Keer op keer weet ik zeker dat de openingszin uit Nooit meer slapen zo luidt. Jammer dan. Nul punten. Weer geen bierpakket gewonnen, laat staan eeuwige roem vergaard. Hooguit wat schamper lachende tegenkandidaten. De beroemde openingszin luidt namelijk: ‘De portier is een invalide’. Hij ziet weliswaar ook erg slecht (praktisch niets), maar dat is zeker niet het enige probleem dat deze zwaar gehavende man heeft. Een oplettende lezer is daarmee overigens gelijk gewaarschuwd. Het is niet zonder reden dat het eerste personage in deze roman van Willem Frederik Hermans zo zijn beperkingen heeft.

Leven met beperkt zicht

De portier is niet de hoofdpersoon in Nooit meer slapen. Dat is Alfred Issendorf, student fysische geografie. Hij is naar Oslo gereisd om luchtfoto’s op te halen voor een expeditie naar Finnmarken. Daar wil hij bewijzen dat de kraters in het gebied zijn ontstaan door de inslag van meteorieten. Het is een theorie van zijn Nederlandse professor Sibbelee. Alfred heeft van Sibbelee gehoord dat professor Nummedal in Oslo de luchtfoto’s heeft. Dit blijkt niet zo te zijn. En ook in Trondheim (Trontheim), waarnaar, de ook al zeer slechtziende, Nummedal hem verwijst, vist Alfred achter het net.

Omstandigheden of sabotage

Is dit een ongelukkige samenloop van omstandigheden? Of worden de foto’s bewust niet aan Alfred gegeven? Het is onduidelijk, maar Alfred’s achterdocht is groot. Als later tijdens de expeditie ineens blijkt dat een van zijn reisgenoten de luchtfoto’s wel heeft, weet Alfred het zeker: de Noren willen hem, als buitenstaander, van een belangrijke ontdekking in hun land afhouden.

Onervaren op pad

De reisgenoten waarmee Alfred door Finnmarken trekt zijn Arne, Mikkelsen en Qvigstadt. Van de laatste twee kent Alfred alleen de achternaam. Al snel is duidelijk dat Alfred de ervaring mist die de andere drie mannen wel hebben. Vooral Mikkelsen en Qvigstadt zijn bekwame trekkers. Het is een barre tocht, waarbij Alfred niet of nauwelijks slaapt. Een van de redenen daarvoor is dat de zon in die tijd van het jaar niet onder gaat in Finnmarken. En verder verstoren ontelbare muggen ieder moment van rust.

Op onbekend terrein

Ook de uitrusting van Alfred is minder goed dan die van zijn reisgenoten. Het gevolg: Alfred loopt meestal ver achter de rest aan, krijgt de lichtste bepakking en wordt zoveel mogelijk buiten de noodzakelijk werkzaamheden gehouden. Alfred is letterlijk en figuurlijk op onvertrouwd terrein en voelt zich onzeker en ongemakkelijk. De anderen doen hun best hem te ontzien, maar Alfred wordt daardoor steeds banger dat de anderen hem vooral als lastpak en sukkel zien. En dat is misschien ook wel zo. Uiteindelijk trekken Mikkelsen en Qvigstadt verder naar het noorden. Alfred zet samen met Arne koers richting het zuiden.

Malende gedachten

Helpen zijn Noorse collega’s hem zo goed mogelijk op weg of werken ze hem juist tegen? Zien ze hem als een moedige wetenschapper of sukkel der sukkels? Alfred weet het niet, maar kan die vragen ook niet laten rusten. Ook zijn vader komt veel in zijn gedachten voor. Die verongelukte bij een wetenschappelijke expeditie in de Zwitserse Alpen. Alfred is vastbesloten wel te slagen, maar de combinatie van weinig slaap, een gebrek aan ervaring, achterdocht naar de motieven van zijn reisgenoten en een enorm minderwaardigheidscomplex leiden tot een dramatische gebeurtenis.

Wiens kompas klopt?

Alfred en Arne krijgen een meningsverschil over de richting die ze moeten volgen. Alfred, overtuigd van zijn gelijk en zijn kompas, loopt weg van Arne. Eenmaal alleen in het desolate landschap van Finnmarken blijkt echter dat hij zich heeft vergist. Faalde zijn kompas? Maakte hij zelf een waarnemingsfout? Het is niet meer te achterhalen. Als Alfred vervolgens ook nog eens zijn kompas verliest en zijn horloge niet meer blijkt te werken, ziet de situatie er voor hem zeer somber uit. Lukt het hem levend de bewoonde wereld te bereiken?

Bevrijdende eenzaamheid

Ondanks zijn zorgwekkende situatie voelt Alfred zichzelf eindelijk bevrijd. Hij hoeft zich niet langer druk te maken over de vraag wat anderen van hem vinden en kan alles op zijn eigen manier en tempo uitvoeren.

“Nu ik helemaal alleen ben, voel ik mij, als ik de waarheid zeggen mag, aanmerkelijk opgewekter. Het is of ik voortdurend onder toezicht heb gestaan. Het is of ik al die tijd misprijzende blikken op mij heb voelen rusten, blikken van breinen die mijn ambitieuze plannen hadden geraden en er tegen waren […]
Nu ik alleen ben, kan ik zonder schaamte mijzelf opnieuw voorhouden dat mijn gezwoeg door een verbluffende ontdekking zal worden gerechtvaardigd.”

Van ‘sukkel’ verandert Alfred in een ‘overlevingskunstenaar’. Het lukt hem vis te vangen en klaar te maken. En via een omweg bereikt hij het dal waar hij en Arne uit elkaar zijn gegaan. Arne heeft daar op hem gewacht, maar is in de tussentijd helaas verongelukt. Alfred heeft daardoor geen andere keus dan terug te keren naar de bewoonde wereld. Zijn onderzoek is mislukt, maar hij leeft nog.

Doorzettende mislukking

Alfred heeft een minderwaardigheidscomplex, is hyperzelfbewust en maakt zijn eigen hooggespannen verwachtingen niet waar. Hij past daarmee prima tussen de vele andere personages in het werk van Hermans die ‘mislukken’. Al kun je ook anders naar Alfred kijken. Zijn moeder en zus zijn bijvoorbeeld blij dat hij levend terug in Nederland is. En in Arne’s dagboek leest Alfred dat die juist veel bewondering heeft voor zijn doorzettingsvermogen. Verder is er nog Alfred’s studiegenoot Brandel. Alfred vindt hem dapperder en beter toegerust voor de wetenschap dan zichzelf, maar Brandel keert na een spectaculaire expeditie in het Himalaya-gebergte als invalide terug. Wie van de twee is nu mislukt? Het is maar welke uitgangspunten je hanteert.

Interpretatie en miscommunicatie

Nooit meer slapen behandelt een thematiek die in veel andere romans en verhalen van Hermans ook naar voren komt: we kennen de wereld niet. Onze zintuigen en ons brein zijn niet in staat om de werkelijkheid objectief en in zijn totaliteit waar te nemen. Alles wat we denken te weten is interpretatie, waarbij we gestuurd worden door ons beperkt waarnemingsvermogen, ervaringen uit het verleden, waandenkbeelden en vele andere menselijke eigenschappen en gebreken. Daarnaast worden we in onze communicatie met elkaar ernstig gehinderd door de beperkingen van taal. Zo ook in Nooit meer slapen, waar de communicatie tussen Alfred en zijn reisgenoten in zeer gebrekkig Engels gaat.

Verlossende kennis of belangenbehartiging?

Wetenschap is misschien het enige middel om iets over de wereld te weten te komen. Professor Nummedal zegt hierover in Nooit meer slapen:

“Wetenschap is de titanische poging van het menselijk intellect zich uit zijn kosmische isolement te verlossen door te begrijpen.”

Maar ook wetenschappers zijn mensen met ondoorzichtige belangen. Alfred weet niet of Sibbelee en Nummedal hem daadwerkelijk willen helpen of hem slechts als pion in een oude vete gebruiken. En beiden zijn misschien een stuk minder deskundig dan Alfred op grond van hun reputatie denkt. Wanneer Alfred zich dit realiseert, neemt hij zich voor voortaan minder naïef te zijn, oftewel niet langer te slapen in zijn contact met anderen. Het is een van de vele mogelijke verklaringen van de titel. Die slaat bijvoorbeeld ook op Alfred die zoals gezegd nauwelijks slaapt tijdens zijn toch door  Finnmarken.

Vragen die blijven

Niet alleen Alfred moet in Nooit meer slapen leven met onvoldoende feiten en gekleurde waarnemingen, ook de lezer, gevangen in het perspectief van Alfred, heeft een beperkt zicht op de motieven van de personages en de ware toedracht van belangrijke gebeurtenissen in de roman. Zijn de luchtfoto’s bewust niet aan Alfred gegeven of is het een toevallige samenloop van omstandigheden? Heeft Alfred’s kompas gefaald of heeft hij het in zijn drang zichzelf te bewijzen verkeerd afgelezen? We komen het niet te weten. Maar dat is niet verrassend, aangezien het eerste personage dat wij in de roman tegenkomen, portier van beroep en poortwachter van het verhaal, een blinde invalide is.

Pascal Klaassen
februari 2014


Dode vader op de rug

Nooit meer slapen herinnert je misschien aan het verhaal over Aeneas die met zijn vader op de rug uit Troje vertrekt. Alfred loopt weliswaar niet letterlijk met zijn vader op zijn rug, maar die vader speelt wel continu door zijn gedachten. Alfred wil als wetenschapper slagen, waar zijn vader is mislukt. Meer hierover in het essay Doodijs en hemelsteen van Hella S. Haasse. De romans en verhalen van Hermans krijgen door dit soort intertekstualiteit extra diepgang, maar zijn zonder die kennis ook prima te lezen. Belangrijk daarbij is dat volgens Hermans personages en gebeurtenissen er niet zijn om een verslag van de werkelijkheid te geven (want die is per definitie niet in een roman te vatten), maar om de ideeën van de schrijver over de wereld uit te beelden en te ondersteunen.


Blijven schaven aan Nooit meer slapen

Hermans herschreef zijn romans en verhalen regelmatig. Bij de vijftiende druk van Nooit meer slapen schrijft hij daarover:

“Voor een romanschrijver is het nooit te laat alsnog een punt te vervangen door een vraagteken, een komma door een dubbele punt, het ene woord door het andere en een alinea die te beknopt gebleken is om goed te worden begrepen, uit te breiden tot zij de bedoeling van de schrijver beter uitdrukt.”

Geïnteresseerd in de vele veranderingen die Hermans in de loop van de tijd aanbracht? Op de website Willem Frederik Hermans Volledige Werken  staat een overzicht van de vele edities van Nooit meer slapen


Literatuurlijst

De citaten uit Nooit meer slapen komen uit deze editie:

  • Willem Frederik Hermans, Nooit meer slapen, De Bezige Bij, 21e druk, 1991.

Verder heb ik me laten inspireren door:


Meer informatie over Willem Frederik Hermans:


2 gedachten aan “Willem Frederik Hermans – Nooit meer slapen”

  1. @Pascal. Mooie boekbespreking!! Volgens mij ontbreekt in je bespreking iets heel belangrijks: Alfred jaagt tevergeefs het bewijs voor zijn theorie (meteorieteninslagen) na.
    EN DAN: helemaal op het eind, op de terugweg in de bus ontmoet hij een 15-jarig meisje, Inger-Marie die hem vertelt dat er in de buurt van Karasjok een geweldige klap gehoord is: er wordt gedacht een neergestort vliegtuig, “maar ze hebben niets gevonden. Waar kan die knal dan van afkomstig zijn geweest?” En dan antwoordt Alfred: “Geen flauw idee”!!!
    Alle ontberingen voor niets geweest en dan slaat er ongeveer achter zijn rug een meteoriet in en die arme kerel heeft nog niets in de gaten…!!! Volgens mij de kern van het boek.

  2. @Peter Hein. De passage die je noemt is inderdaad een sterke illustratie van de mislukking van de expeditie. En de manier waarop Alfred, of we allemaal, ziende blind zijn. Zeker omdat Alfred de inslag zelf ook heeft gehoord en nog op ‘een hoogte’ is gaan staan om te kijken of hij iets ziet. Maar niets.

    Ik heb de passage buiten mijn bespreking gelaten, omdat ik keuzes heb moeten maken. En volgens mij is de passages wel een van de vele illustratie van de thematiek van de roman, maar niet de kern zelf. Ook al omdat het binnen de roman nooit helemaal duidelijk wordt of het echt een meteoriet is. Men vermoedt het. Geologen (anderen dan Alfred) gaan de inslag onderzoeken. En ook omdat, als het al een meteoriet is, dat op zich nog geen bewijs van Alfreds hypothese is dat eerdere meteorieten de kraters in het gebied hebben veroorzaakt. Ze maken de hypothese hooguit waarschijnlijker.

    Je aanvulling geeft overigens prima aan hoe ‘vol’ de romans van Hermans zijn. Zeker ‘Nooit meer slapen’. Je kunt ze niet vaak genoeg lezen. Dus dank voor je reactie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *